Deze vraag krijgen wij geregeld van onze Lumina practitioners. Weerstand bij coachees of deelnemers wordt door menig coach en trainer gevreesd. Aangezien iedereen er minstens één keer mee te maken krijgt, geven we je graag enkele tips hoe je weerstand kan omzetten naar iets waardevols.

Weerstand is een sterke kracht, die door mensen ingeschakeld wordt in situaties, die zij als bedreigend ervaren. Van nature uit beschikt een mens over afweermechanismen, die hem beschermen. Dezelfde afweermechanismen maken echter ook weerstand tegen verandering, weerstand tegen nieuwe inzichten, weerstand tegen leren. Ze zorgen voor behoudensgezindheid, vastlopen, verkramping, enz.

Weerstand kan zich uiten door:

  • een gesloten houding (armen en benen gekruist en lippen opeen);
  • kritiek op de trainer, coach, andere deelnemers, inhoud, … (als ik mij met dingen buiten mezelf kan bezighouden, moet ik niet bezig zijn met mezelf);
  • tegendraadsheid;
  • niets willen zeggen of niet willen deelnemen;
  • afwezigheid (letterlijk en figuurlijk);

Weerstand heeft echter als effect, dat datgene waartegen weerstand ontstaat, nog sterker wordt. De weerstand op zich kost veel energie en levert eigenlijk enkel verlies op: weerstand fixeert aandacht.

Als je als facilitator (coach of trainer) te maken krijgt met weerstand, is de grootste valkuil, dat je te veel aandacht gaat schenken aan die weerstand. Aandacht doet iets groeien en door aandacht te geven aan de weerstand riskeer je dat je hele sessie rond die weerstand gaat draaien. Vaak weten facilitators niet hoe ze hierop best reageren. Dit is namelijk niets iets wat je kan voorzien (al beperk je dergelijke voorvallen wel door een kwalitatieve intake). Doordat de weerstand de facilitator doorgaans onverwacht overvalt, komt deze in zijn overbelaste gedrag terecht: hij gaat pleasen, gaat zelf in de weerstand en begint te duwen, wordt erg onzeker, …

Er zijn echter een aantal dingen, die je voorafgaand, tijdens en na de sessie kan doen, om beter om te gaan met weerstand:

  • Vooraf: Zorg voor goede intakegesprekken met je opdrachtgever en bij voorkeur ook elke individuele deelnemer. Zo kan je polsen wat er leeft en krijg je een idee van mogelijke weerstand, die zou kunnen opduiken. Indien mogelijk (qua budget, tijd, omstandigheden, …) is het ook zelfs het beste om daar op voorhand met de betrokkene(n) al iets mee te doen.
  • Tijdens: Als er tijdens jouw interventie weerstand op treedt, trek dan een kader rond de betrokkene(n), neem er emotioneel afstand van en accepteer dat die betrokkene(n) weerstand heeft (hebben). Als je begrijpt dat weerstand een beschermingsmechanisme is van een persoon, omdat jij iets triggert wat gevoelig ligt bij die persoon of waar die persoon nog niet klaar voor is, dan kan je er misschien begrip voor hebben en met mildere ogen naar die persoon kijken. Hierdoor word je zelf rustiger, waardoor je je facilitatie met de juiste focus en energie kan verderzetten en doordat je de weerstand er laat zijn en er verder geen aandacht aan besteedt, lost die weerstand soms vanzelf op bij de ander.
  • Achteraf: Als je een ervaring met weerstand hebt gehad, blik dan achteraf terug: wat kan ik hier uit leren, wat zegt dit over mij, …? Werk aan je eigen blinde vlekken, allergieën en angsten. Die trekken namelijk zulke situaties aan. Dat waar je blind voor bent, een hekel aan hebt of angst voor hebt, is wat je het snelste aantrekt. Zelfreflectie zorgt ervoor dat je groeit als facilitator. Als je weerstand beschouwt als een spiegel, waar je iets van kunt leren over jezelf, wordt weerstand een waardevol iets.

Aan onze practitioners: de intervisie op 21 mei van 9:00 tot 14:00 in Domein Martinus te Zoersel gaat hier over. Interessant? Schrijf je dan zeker in.

Comments are closed